
De dag dat ik een boot aanmeerde met alleen m’n mond
Laatst zei iemand tegen me:
“Jij legt elke boot aan zonder ‘m aan te raken.”
Ik zei: “Klopt. Maar ik gebruik wél m’n mond.”
Niet om te schreeuwen, nee.
Niet zoals de gemiddelde ‘ik-kan-dit-wel’-kapitein die z’n vrouw op de voorpunt uitscheldt omdat ze “weer niet snel genoeg dat touw gooide”.
Nee.
Ik gebruik m’n mond om te zeggen:
“Roer naar links. Gas terug. Vrij zetten. Nu achteruit. Goed zo. Laat maar rustig komen.”
En dan — ligt die boot ineens gewoon netjes.
Zonder botsing. Zonder paniek. Zonder stresskots van de bijrijder.
Want varen is geen kracht.
Varen is inzicht. Varen is rust.
En varen is vooral: weten wanneer je wat moet doen — en wanneer je het beter even laat.
Iedereen denkt dat-ie kan varen
Ik bedoel, je hebt toch een boot gekocht? Dus dan kan je ook varen, toch?
Mwah.
Dat is net zoiets als een piano kopen en zeggen dat je klaar bent voor het concertgebouw.
80 tot 90% van de mensen op het water heeft nooit vaarles gehad.
Die varen op gevoel, op hoop, en op instructies van een schoonvader die in ’78 een roeiboot had.
En dan snap je ook meteen waarom havens zo vaak klinken als het kerstfeest van de familie Tokkie.
Waarom vrouwen vaker vragen, en dus sneller leren
Vrouwen stappen aan boord en zeggen:
“Ik weet het niet hoor…”
En binnen 2 uur varen ze soepeler dan hun man van 20 vaarseizoenen.
Waarom?
Omdat ze luisteren. Ze willen snappen wat er gebeurt. Ze willen voelen wat die boot doet.
Mannen willen bewijzen dat ze het al kunnen.
En tja, dat zie je dan terug in de roestplekken op de boeg.
De les van vandaag?
Je hoeft niet te kunnen varen om een boot te kopen.
Maar het helpt wel.
Je hoeft ook niet alles in één dag te snappen.
Maar als je even luistert, even oefent, even durft
dan wordt varen niet iets waar je bang van wordt,
maar iets waar je blij van wordt.
En dát… is precies waarom ik vaarles geef.
Tot de volgende fles,
Kapitein Koek
(Die je leert varen met je handen, je hoofd, én een knipoog)
Reactie plaatsen
Reacties